Reikwijdte hoger beroep ontbindingsbeschikking

Met de invoering van de Wet werk en zekerheid is het mogelijk geworden om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak van de kantonrechter in een ontbindingsprocedure. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat in het hoger beroep de normale regels van het civiele procesrecht gelden. Uitgangspunt is dat in hoger beroep niet uitsluitend de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing wordt beoordeeld, maar dat de zaak opnieuw wordt behandeld. De rechter in hoger beroep moet oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing. 

De vraag in een procedure bij de Hoge Raad was of, wanneer de kantonrechter een ontbindingsverzoek van de werkgever heeft toegewezen, de rechter in hoger beroep moet afwijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt dat hij moet oordelen naar de toestand ten tijde van zijn beslissing. In afwijking van de normale regels van het civiele procesrecht is in het Burgerlijk Wetboek opgenomen dat het hoger beroep de tenuitvoerlegging van een ontbindingsbeschikking niet schorst. Volgens de toelichting bij de wetsbepaling komt het de rechtszekerheid ten goede als door de toewijzing van het ontbindingsverzoek door de kantonrechter de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk eindigt. Als de rechter in hoger beroep van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, kan hij de werkgever veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst of aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. Herstel van de arbeidsovereenkomst kan plaatsvinden met ingang van de datum van ontbinding of een ander tijdstip in het verleden of in de toekomst. Hoger beroep kan er niet toe leiden dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht wordt vernietigd.

Volgens de Hoge Raad moet de rechter in hoger beroep de vraag of het verzoek van de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst terecht is toegewezen beoordelen naar de toestand ten tijde van de beslissing van de kantonrechter. Wel mag de rechter in hoger beroep, gelet op de herkansingsfunctie van het hoger beroep, rekening houden met andere feiten en omstandigheden dan in eerste aanleg zijn aangevoerd. Deze feiten en omstandigheden moeten zich hebben voorgedaan vóór de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter.

De procedure bij de Hoge Raad had betrekking op een door de kantonrechter en het hof toegewezen ontbindingsverzoek. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de werknemer geen recht had op de transitievergoeding. Het hof kwam tot dat oordeel op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter had de werknemer wel een transitievergoeding toegekend. In hoger beroep voerde de werkgever feiten en omstandigheden aan waaruit het verwijtbare handelen van de werknemer bleek. Van die feiten en omstandigheden was de werkgever nog niet op de hoogte ten tijde van de procedure bij de kantonrechter. Volgens de Hoge Raad past het bij de herkansingsfunctie van het hoger beroep om met die feiten en omstandigheden rekening te houden.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020284, 19/01978 | 05-03-2020

Reacties (0)

Plaats een reactie