Nieuwsbrief maart 2018

1. Oninbare oude facturen? Vraag op tijd de btw terug

Per 1 januari 2017 zijn de bepalingen inzake het terugvragen van btw van oninbare debiteuren gewijzigd. Voor oude debiteuren die reeds vóór 2017 open stonden en nu nog steeds niet hebben betaald, dient de btw in de eerste aangifte over 2018 worden teruggevraagd.

Gewijzigde regeling per 2017

De nieuwe regeling voor de btw bij oninbare debiteuren en onbetaalde crediteuren is vanaf 2017 op hoofdlijn als volgt:

  • Eén jaar na opeisbaarheid (van een nog onbetaalde) factuur bestaat recht op teruggaaf van btw via de btw-aangifte.
  • De debiteur die de factuur niet heeft betaald binnen één jaar na opeisbaarheid is op zijn beurt de btw dan weer verschuldigd aan de Belastingdienst.
  • Er gelden diverse aanvullende bepalingen. Onder meer heeft de debiteur weer recht op aftrek als deze uiteindelijk alsnog de factuur betaald. Ook bij overname van een debiteurenportefeuille kan de overnemer onder voorwaarden de btw terug vragen bij de Belastingdienst, als de debiteuren deze facturen niet betalen.

Overgangsrecht oude debiteuren

Er is overgangsrecht voor oude debiteuren van vóór 2017. Op basis van deze overgangsregeling bestaat bij de schuldeiser recht op teruggaaf van btw voor deze openstaande debiteuren in de eerste aangifte btw in 2018. De btw van deze openstaande facturen (debiteuren) van vóór 2017 dient in de eerste btw-aangifte over 2018 van de schuldeiser over januari (bij maandaangifte) dan wel eerste kwartaal (bij kwartaalaangifte) als negatieve btw van de omzet te worden verwerkt, per saldo een teruggaaf!

Voorwaarden

Een teruggaafverzoek voor deze oude debiteuren kan uiteraard alleen worden verwerkt indien en voor zover deze nog niet eerder is teruggevraagd. Tevens is van belang dat de vordering niet al op een eerder moment definitief en aantoonbaar oninbaar is geworden. In laatstgenoemde situatie had de teruggaaf namelijk over het tijdvak moeten worden gedaan waarin de oninbaarheid definitief vast stond.

 

Tip:

Een teruggaafverzoek dient tijdig te worden gedaan! Doet u dat niet, dan kan de Belastingdienst het verzoek wel beoordelen, maar als hij het verzoek afwijst, staat tegen deze afwijzing geen bezwaar of beroep bij de rechter open.


2. WBSO: meld op tijd gerealiseerde S&O-uren 2017!

Heeft u in 2017 innovatieve werkzaamheden verricht en gebruikgemaakt van de WBSO? Vergeet dan niet om de gerealiseerde S&O-uren en eventuele kosten en uitgaven tijdig door te geven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). U heeft hiervoor nog tot uiterlijk 31 maart aanstaande de tijd.

Doorgeven gerealiseerde uren

Maakt u gebruik van de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) dan moet u jaarlijks vóór 1 april de gerealiseerde uren aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O-uren) van het voorgaande jaar doorgeven via het eLoket op RVO.nl. Dat geldt ook voor de gerealiseerde kosten en uitgaven (als u in uw WBSO-aanvraag heeft gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’). U moet per S&O-verklaring de gerealiseerde uren, kosten en uitgaven melden. Wees op tijd met deze melding. De uiterste datum is 31 maart aanstaande. Bent u te laat, dan riskeert een boete.

 

Tip:

Omdat 31 maart dit jaar op een zaterdag valt, attendeert RVO.nl werkgevers en ondernemers erop, niet tot de laatste dag te wachten met de realisatiemelding. Als u een datum aanhoudt vóór of rond 21 maart 2018 heeft u een grotere kans dat u de melding vlot kunt indienen.

Rekentool en Handleiding mededelen

Om u van dienst te zijn heeft RVO.nl een speciale rekentool ontwikkeld waarmee u eenvoudig de totalen van uren en eventuele kosten en uitgaven per S&O-verklaring kunt uitrekenen. De rekentool is niet nodig als u maar één S&O-verklaring heeft ontvangen in 2017. Daarnaast is op RVO.nl de ‘Handleiding mededelen WBSO 2017’ te vinden met uitgebreide informatie over het mededelen en het ‘Stappenplan mededelen WBSO’ voor als u uw mededeling gaat doen.

Afwijkende regeling voor de zzp’er

Bent u zelfstandige zonder personeel (zzp’er) en heeft u in 2017 gebruikgemaakt van de WBSO, dan hoeft u de realisatie alleen te melden wanneer u minder dan 500 S&O-uren heeft gerealiseerd. Heeft u in 2017 dus 500 of meer S&O-uren gemaakt, dan hoeft u geen mededeling te doen.


3. Wat levert de verlaging vennootschapsbelasting u op?

De tarieven van de vennootschapsbelasting gaan de komende jaren fors omlaag, met maar liefst 4%-punt! Wordt de bv daardoor echt aantrekkelijker of zit er een fiscaal addertje onder het gras?

Overgangsperiode

De verlaging van de aftrek geschiedt in etappes. In 2019 dalen ze met 1%-punt naar 19% en 24%. In 2020 dalen ze weer met 1,5%-punt naar 17,5% en 22,5% en in 2021 dalen de tarieven wederom met 1,5%-punt om daarmee uit te komen op 16% en 21%.

Geen verhoging tariefopstapje

De tarieven worden weliswaar verlaagd, maar de aangekondigde verlenging van de eerste tariefschijf gaat niet door. Nu betalen bv’s over de eerste €200.000 nog het lage tarief van thans 20%. Deze eerste schijf zou worden opgerekt naar uiteindelijk €350.000 in 2021.

Verhoging ab-tarief

De belasting op gemaakte winst wordt weliswaar verminderd, maar als deze winst vervolgens wordt uitgedeeld staat de dga een flinke tariefstijging te wachten. Het aanmerkelijk belang (ab) tarief gaat in 2020 namelijk naar 27,3% en stijgt een jaar later naar 28,5%. Vergeleken met thans dus een tariefstijging van uiteindelijk 3,5%-punt, aangezien het huidige tarief 25% bedraagt.

Uiteindelijke belasting

Hierdoor betaalt een dga uiteindelijk tussen de 39,94% en 43,515% belasting over winst die hij uit de bv haalt. Thans is dat 40% tot 43,75%. Nauwelijks een verbetering dus.

Andere maatregelen

Bovendien worden er nog andere maatregelen genomen die voor de bv slecht uitpakken. Zo wordt de afschrijving op bedrijfspanden beperkt tot 100% van de WOZ-waarde, in tegenstelling tot 50% thans. Ook de verliesverrekening wordt versoberd door het voorwaarts verrekenen te beperken tot 6 jaar, in plaats van 9 jaar op dit moment.

Conclusie

De conclusie is dan ook dat de aangekondigde belastingmaatregelen de bv er niet of nauwelijks aantrekkelijker op maken. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat alle voorstellen nog door het parlement moet worden goedgekeurd en dus nog gewijzigd kunnen worden.

Overweegt u een bv op te richten, neem dan contact met ons op. Wij adviseren u graag hierover.


4. Voorkom discussie waardering ‘familie’maatschap na overlijden

Hoeveel een erfgenaam krijgt, hangt af de omvang van de nalatenschap. De nalatenschap bestaat uit de waarde van de goederen onmiddellijk na het overlijden. Het moment van overlijden is dus bepalend.

Bij familiebedrijven leidt het vaststellen van de waarde regelmatig tot discussie. Over de waarde van zo’n familieonderneming wordt steeds vaker geprocedeerd. Hoe voorkom je problemen bij de waardering van de familieonderneming na overlijden?

Is familiebedrijf maatschap?

Vaak is het familiebedrijf een maatschap. In de maatschapsovereenkomst wordt afgesproken dat het bedrijf door één van de kinderen mag worden voorgezet tegen een bepaalde waarde. Dat kind neemt het aandeel van de overleden ouder dus over tegen een vooraf afgesproken waarde. Op het moment van overlijden, kan de economische waarde van het bedrijf veel hoger zijn dan die afgesproken waarde. Daardoor lijkt het dat het kind dat het bedrijf voortzet wordt bevoordeeld en de andere erfgenamen achter het net vissen.

Maatschapscontract én testament

U voorkomt problemen door in het maatschapscontract én het testament duidelijk op te schrijven wat de bedoeling is en waarom van een bepaalde waarde wordt uitgegaan.

 

Tip:

Neem de afgesproken waardering en de achterliggende gedachte in maatschapscontract én testament op.

Bedrijf voortzetten

In praktijk is het vaak de bedoeling het bedrijf te laten voortzetten tegen betaling van bedrag waarbij nog net winst wordt gemaakt. De rechter zal dan niet snel uitgaan van een hogere waarde.
Dan wordt de net lonende voorzetting namelijk alsnog onmogelijk gemaakt, en dat is juist niet wat de erflater voor ogen had.

Lagere waardering is soms noodzakelijk

Dat kan betekenen dat de beoogde bedrijfsopvolger bedrijfsactiva in handen krijgt tegen veel lagere prijzen dan hun waarde in het vrije economisch verkeer. Toch is dan geen sprake van een schenking of bevoordeling. Immers, als de beoogde bedrijfsopvolger meer zou moeten betalen, zou hij het bedrijf niet rendabel kunnen voortzetten en zou de bedrijfsopvolging niet mogelijk zijn. De andere erfgenamen moeten de afgesproken waardering dan dus accepteren.

 

Tip:

Neem ook een meerwaardeclausule op in het maatschapscontract. Laat u hierover en over alle zaken rondom bedrijfsoverdracht en erfoverdracht goed adviseren en begeleiden door deskundigen.


5. Meer partnerverlof bij toekomstige baby

Bij de geboorte van een baby krijgt de partner van de moeder voortaan meer vrij. Het kabinet gaat dit via een wetsvoorstel realiseren. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen wordt dit vanaf 1 januari volgend jaar een hele week voor rekening van de werkgever.

Daarnaast kan de partner in het eerste half jaar na de geboorte van de baby straks nog eens vijf weken extra verlof krijgen. Dit moet ingaan per 1 juli 2020. In die periode krijgt de werknemer 70% van het loon doorbetaald. Adoptie- en pleegzorgverlof voor ouders wordt ook verlengd, van vier naar zes weken. De week geboorteverlof kan volgens het voorstel meteen worden opgenomen, maar ook in de eerste vier weken na de bevalling. Dit naar keuze van de werknemer.

Of het geboorteverlof ook gaat gelden voor partners die zzp’er zijn, is nog onduidelijk.


6. Geen dubbele heffing Nederlands pensioen in België

Gepensioneerden die in België wonen en pensioen uit Nederland ontvangen, zullen niet getroffen worden door een dubbele belastingheffing. Volgens het verdrag met België mag de woonstaat over het pensioen belasting heffen. Voor degenen die in België wonen is dit dus België. Nederland zal geen belasting zal heffen als België aantoont dat het uit Nederland afkomstige pensioen feitelijk en tegen het reguliere tarief in de belastingheffing wordt betrokken.

Verder zijn ook afspraken gemaakt over informatie die België aan Nederland zal aanleveren, zodat de Belastingdienst de heffing in België kan controleren. Op deze manier wordt zowel dubbele belastingheffing, als situaties waarin beide landen niet heffen, voorkomen.

Reacties (0)

Plaats een reactie