Geen beroep in cassatie tegen uitspraak privégebruik auto

De staatssecretaris van Financiën heeft besloten geen beroep in cassatie in te stellen tegen een uitspraak van Hof Den Haag over de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak. Bijzonder aan de casus was dat de belanghebbende en zijn echtgenote voor dezelfde werkgever werkten. Beiden hadden de beschikking over een auto van de zaak. De auto van de belanghebbende werd niet privé gebruikt; de auto van de echtgenote wel. Na het overlijden van de echtgenote leverde de belanghebbende zijn auto in en maakte hij gebruik van de auto, die tot aan haar overlijden aan zijn echtgenote ter beschikking was gesteld. Omdat de belanghebbende op jaarbasis meer dan 500 km privé reed, werd hem een naheffingsaanslag opgelegd vanwege de bijtelling voor privégebruik over het hele jaar. Volgens het hof moest de bijtelling in redelijkheid worden verdeeld over de belanghebbende en zijn echtgenote.

Volgens de staatssecretaris heeft het hof op basis van de vastgestelde feiten kunnen oordelen dat de auto, die door de overleden echtgenote tot halverwege het jaar werd gebruikt voor haar woon-werkverkeer en door beide echtgenoten voor privéritten, in feite aan de belanghebbende en zijn echtgenote samen ter beschikking was gesteld. Omdat de belanghebbende na het overlijden van zijn echtgenote alleen deze auto heeft gebruikt, heeft het hof de bijtelling terecht beperkt tot deze auto.

De staatssecretaris merkt op, dat als sprake zou zijn geweest van een situatie waarin de ene auto exclusief aan de vrouw en de andere auto aan de man ter beschikking was gesteld, bij de man wel voor het hele jaar een afzonderlijke bijtelling zou dienen plaats te vinden, omdat hij dan op jaarbasis met de aan hem ter beschikking gestelde auto’s meer dan 500 kilometer privé had gereden.

Bron: Ministerie van Financiën | jurisprudentie | nr. 2022-0000071500 | 02-03-2022

Reacties (0)

Plaats een reactie